In september 1939, bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, verschijnt dit wonderlijke antifascistische strijdschrift. Honderden bladzijden lang betoogt K.H. Miskotte voor zijn medechristenen en allen die willen meelezen dat er een scheiding der geesten nodig is. Dat met de opkomst van het nationaalsocialisme, dit naakte, schaamteloze en tegen Israël fulminerende heidendom, het christendom voor de keuze staat: Edda of Thora. Een derde weg is er niet. Miskotte spiegelt wat voor hem wezenlijk is in de Edda – de in de 13de eeuw verzamelde liederen over Germaanse goden en helden en de mythe die ze representeren – met wat voor hem wezenlijk is in de Thora – de vijf boeken van Mozes en de humaniteit waar zij voor staan. Fenomenologisch ontrafelt Miskotte zo beide ‘beelden’, zet ze tegenover elkaar, leest de beide teksten intertekstueel en probeert ze in de actualiteit van het ‘nieuwe heidendom’ en de naderende oorlog actueel te ‘herkennen’. Miskotte zoekt met andere woorden ‘het wezen’ van Edda en van Thora, niet als moderne wetenschapper via deconstructie van bronteksten, maar met een ‘denkend hart’, met een reductie op de wezenseenheid zoals die zich zichtbaar aandient in de ideologieproductie van het ‘nieuwe heidendom’. Nu, anno 1939, is er geen ontkomen meer aan: “Een grote, sacrale strijd is uitgebroken. Niet tussen Ariërs en joden: die strijd is allesbehalve sacraal. Ook niet tussen Germaanse en Joodse religie, maar tussen Mythe en Logos, tussen Edda en Thora, tussen heidendom en ‘Israël’, ten slotte … tussen mens en God, tussen absurdiologie en theologie.”
Miskotte spreekt over een scheiding der geesten, over een aanstaande ‘sacrale’, ideologische strijd, maar met beide benen in de harde werkelijkheid. In het koor der fascismeanalytici zingt deze theoloog een hoge noot. Wat hij in deze analyse wezenlijk inbrengt is de notie van het heidendom, dat alleen als ‘ons heidendom’ te verstaan is. Miskotte zelf noemt ook zichzelf vatbaar voor gevoelens van eeuwige wederkeer, van de kringloop der geslachten, van het grootse en meeslepende leven, van onderworpenheid aan noodlot en bestemming. Maar hij weet zich tegelijkertijd geroepen door een Stem die daar dwars tegenin gaat, die spreekt van verlossing en toekomst. Dat is die ‘joden-God’ die tot ons spreekt in het Oude Testament en in het Nieuwe Testament de gestalte heeft aangenomen van Christus.
Te midden van de in onze tijd actuele wereldwijde verheerlijking van de strijd en de mannelijke macht, expansiedrift, apocalyptische dromen en dreiging van terugkeer naar de chaos zou dit boek zomaar aan zijn zoveelste leven kunnen beginnen. [wm]
Links:
Edda en Thora (1939) is digitaal te raadplegen via Delpher.
Edities en leeswijzer
Digitale tekst
Woorden vooraf e.d.
Registers en lijsten
Wie is wie in Edda en Thora?
Germaanse bronnen
Recensies 1939-1950